Nederlands-Vlaamse
Vereniging voor Strafrecht


home

nieuws

jaarvergaderingen

preadviezen

lid worden

algemeen

links


Stellingen 2006

Stellingen behorend bij het pre-advies van Chrisje Brants en Taru Spronken

In een benadering van het verschoningsrecht die het algemene belang van een beroep tot uitgangspunt neemt, is het criterium van de toegankelijkheid van de hulpverlening ontoereikend.

Grote terughoudendheid bij doorbreking van professionele geheimhouding is geboden wanneer bij de beroepsuitoefening structurele aanknopingspunten zijn met de strafrechtspleging die geheimhouding noodzakelijk maken (zoals in casu bij de advocaat en de journalist het geval), omdat anders de in het beroep vertegenwoordigde belangen die inherent zijn aan een integere strafrechtspleging, niet waargemaakt kunnen worden.

Een journalistiek verschoningsrecht dat zijn wortels heeft in het democratische en rechtsstatelijke belang van de vrijheid van expressie, vereist meer dan bronbescherming, en moet zich tot de vrije nieuwsgaring in het algemeen uitstrekken.

Het ontbreken van beroepsregels en tuchtrecht bij journalisten hoeft niet aan de toekenning van het professionele verschoningsrecht in de weg te staan.

Dat voor alle verschoningsgerechtigden een conflict van plichten kan ontstaan door te blijven zwijgen is evident, maar het zwaarder wegende belang kan hoogstens worden gevonden in de voorkóming van de gevolgen van een zeer ernstig misdrijf of ernstig onrecht in een specifiek geval. Een verschoningsgerechtigde moet niet verplicht worden mee te werken aan de opheldering van een reeds gepleegd strafbaar feit.

Waar het gaat om het voorkomen van zeer ernstige misdrijven of ernstig onrecht is het aan de verschoningsgerechtigde om een afweging te maken of hij, met een beroep op overmacht, zijn verschoningsrecht doorbreekt.

Waar voor artsen in de jurisprudentie een soort buitenwettelijke burgerplicht wordt geconstrueerd om in geval van ernstige delicten hun medewerking aan opsporing en berechting te verlenen, staat dit haaks op het wettelijke verbod om informatie die onder het verschoningsrecht valt, prijs te geven of in beslag te nemen anders dan met toestemming van de geheimhouder.

Bij de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden zijn verschoningsgerechtigden in feite alle mogelijkheden kwijt om zelf te bepalen wat geheim blijft, waarmee de facto de vertrouwelijkheid is opgeheven. Het is op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt bij toepassing van de klassieke dwangmiddelen nog min of meer door het verschoningsrecht is beschermd, maar dat elke bescherming ontbreekt bij de veel indringender (en geheime) toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Als de verschoningsgerechtigde zelf verdachte is van strafbare feiten, behoren ook dan de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht zo weinig mogelijk te worden aangetast. Daar zijn praktische uitvoeringsregels voor te bedenken waar in de literatuur en praktijk al voorzetten voor zijn gedaan.

Vraagpunten behorend bij het pre-advies van Joachim Meese en Philip Traest

1. Het beroepsgeheim geldt niet ten aanzien van de tuchtoverheid, aan wie op straffe van een tuchtstraf informatie moet worden gegeven of documenten moeten worden vrijgegeven. Dit uitgangspunt is voor kritiek vatbaar in zoverre het leidt tot verplichte zelf-incriminatie.

2. De bestaansreden van het beroepsgeheim van de arts is de bescherming van degene die zijn vertrouwen heeft geschonken, zodat de arts door de patiënt kan worden ontslagen van zijn geheimhoudingsplicht voor zover de toestemming van de patiënt vrij en voorafgaand aan de bekendmaking van de geheimen wordt gegeven.

3. Indien bij een advocaat een huiszoeking wordt uitgevoerd in aanwezigheid van de stafhouder, komt het niettemin de onderzoeksrechter toe over de inbeslagname te beslissen. Ingeval van betwisting door de stafhouder, zou een andere rechterlijke instantie moeten beslissen of de betrokken documenten al dan niet onder het beroepsgeheim vallen.

4. Journalisten beschikken niet over een beroepsgeheim, maar enkel over een bronnengeheim.

5. Bewijs dat werd verkregen middels een schending van het beroepsgeheim dient steeds uit de debatten te worden geweerd.