Nederlands-Vlaamse
Vereniging voor Strafrecht


home

nieuws

jaarvergaderingen

preadviezen

lid worden

algemeen

links

Het professionele verschoningsrecht: de arts, de advocaat en de journalist in de Nederlandse strafrechtpraktijk
Chrisje Brants en Taru Spronken

Samenvatting
In de toekenning van het verschoningsrecht aan bepaalde beroepsgroepen, zit een erkenning van fundamentele vrijheden c.q grondrechten besloten, die volgens de doctrine niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan de strafrechtelijke waarheidsvinding.
In dit preadvies staat de vraag centraal in hoeverre het primaat van het professionele verschoningsrecht boven de belangen van waarheidsvinding en criminaliteitsbestrijding stand kan of moet houden in de huidige ontwikkelingen binnen de strafrechtspleging, waarin de roep om veiligheid het besef van het belang van de klassieke vrijheidsrechten dreigt te verdringen. Daarbij worden de algemene belangen die met beroepsuitoefening van verschoningsgerechtigden worden gediend, de functie van het beroep in de samenleving en de rol die deze beroepen in de strafrechtspleging spelen als uitgangspunten genomen. Bezien wordt of de huidige regeling van het beroepsgerelateerde verschoningsrecht haar waarborgfunctie afdoende vervult.
Na een algemene uiteenzetting van de huidige stand van zaken in de doctrine en het positieve recht concentreert het preadvies zich op drie beroepsgroepen: medici, advocaten en journalisten. Hun beroepsuitoefening vertegenwoordigt verschillende algemene belangen die met die van de instrumentele strafrechtspleging kunnen botsen. Daarbij komen verschillende problemen en dilemma' aan de orde zoals de invloed van de opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen op de bescherming van het verschoningsrecht, het gebruik van geheimhouders als lange arm van justitie en de toename van rechterlijke controle op de uitoefening van het verschoningsrecht. Bij een nadere beschouwing van de drie beroepsgroepen blijkt dat deze weliswaar de relatie met een algemeen belang delen, maar dat er onderscheiden worden gemaakt in de mate waarin en de wijze waarop de verschoningsgerechtigde zich op het verschoningsrecht kan beroepen. Bij journalisten moet het verschoningsrecht per geval worden waargemaakt en geldt het in principe in zijn volle omvang alleen voor de identiteit van hun informatiebron. Medici en advocaten zijn weliswaar als zogenaamd professioneel verschoningsgerechtigden erkend en bepalen zelf, binnen de grenzen van het recht, wat zij geheim dienen te houden, maar wettelijke uitzonderingen en bijzondere opsporingsbevoegdheden staan op gespannen voet met dit uitgangspunt. Bovendien is de rechterlijke toets van een beroep op het verschoningsrecht niet echt marginaal, als het om verdachte verschoningsgerechtigden of om zeer ernstige strafbare feiten gaat.
Voor alle drie beroepsgroepen heeft de problematiek van de risicosamenleving zijn weerslag op de dilemma's rondom de geheimhouding van strafrechtelijk relevante informatie, en op de reikwijdte van het verschoningsrecht, en er bestaat een tendens maatschappelijke veiligheidsbelangen boven de algemene belangen te stellen die geheimhouding en verschoningsrecht dienen.
Geconcludeerd wordt dat slechts onder strak omschreven voorwaarden de algemene instrumentele belangen van de strafvordering vóór zouden mogen gaan op eveneens algemene belangen die van een hogere orde worden geacht: vrijheid van, informatie over, weerbaarheid tegen en controle op indringende overheidsbemoeienis met het leven van individuele burgers. Deze laatsten zijn immers onlosmakelijk verbonden met het voortbestaan van een democratische en rechtsstatelijke maatschappij. In dit verband wordt onder andere gepleit voor een verruiming van de bescherming van het journalistieke verschoningsrecht.

Het verschoningsrecht naar Belgisch recht
Joachim Meese en Philip Traest

Samenvatting
Onder de titel 'het verschoningsrecht naar Belgisch recht' behandelt dit preadvies het beroepsgeheim, dat de houder ervan een zwijgrecht verschaft wanneer hij als getuige wordt opgeroepen en dat tot gevolg heeft dat onderzoeksmaatregelen die normaliter ten aanzien van derden kunnen worden bevolen, onmogelijk zijn wanneer ze betrekking hebben op de houder van een beroepsgeheim, of minstens een specifieke regeling kennen.
Nadat de ontstaansgeschiedenis en de ratio legis van het beroepsgeheim werden toegelicht, volgt een uiteenzetting inzake de juridische regeling ervan naar Belgisch recht. Tenzij er sprake is van wettelijk verplichte of verschoonbare bekendmakingen, is de houder van een beroepsgeheim strafbaar wanneer hij dat geheim schendt.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan drie categorieën van personen, met name artsen, advocaten en journalisten. Artsen en advocaten behoren tot de traditionele beroepen waar het beroepsgeheim steeds aanvaard is geworden.
Wat artsen betreft, geldt het verbod om gegevens die onder het beroepsgeheim vallen bekend te maken, echter niet voor feiten waarvan de patiënt het slachtoffer is. Bovendien wordt tegenwoordig aangenomen dat de arts door de patiënt kan worden ontslagen van zijn geheimhoudingsplicht, dit voor zover de toestemming van de patiënt vrij en voorafgaand aan de bekendmaking van de geheimen wordt gegeven. Een specifiek vraagstuk heeft betrekking op de kwestie of het beroepsgeheim ook geldt voor artsen die buiten een therapeutische relatie medische onderzoeken uitvoeren (de zogenaamde controlerende geneesheren). Verdedigd wordt dat ook deze categorie van geneesheren door het beroepsgeheim gehouden is, zij het dat ten aanzien van hen wel ruimere uitzonderingen op de zwijgplicht van toepassing zijn en dat over de grondslagen en de omvang van die uitzonderingen erg veel onduidelijkheid bestaat.
De advocaat is gebonden door het beroepsgeheim niet alleen met betrekking tot gegevens die hij verneemt omtrent zijn cliënt, doch ook wanneer de gegevens betrekking hebben op derden. Een belangrijk aspect van het beroepsgeheim van de advocaat heeft betrekking op documenten, en in het bijzonder de briefwisseling van de advocaat. Er moet vanzelfsprekend ook gewezen worden op de recente onderwerping van de advocaat aan de meldingsplicht inzake witwassen. Waar in geval van een getuigenis in rechte de advocaat vrij kiest of hij zijn beroepsgeheim al dan niet doorbreekt bestaat deze vrije keuze niet in het geval van een wettelijk opgelegde meldingsplicht, zoals in geval van witwassen. De onderwerping van advocaten aan de witwaswetgeving is echter een delicate aangelegenheid om de heel eenvoudige reden dat advocaten eveneens gehouden zijn door een strafrechtelijk gesanctioneerd beroepsgeheim.
De journalist is in onderhavig preadvies een vreemde eend in de bijt, omdat hij anders dan de andere beroepsgroepen die hier aan bod komen, niet beschikt over een beroepsgeheim. Met de wet van 7 april 2005 werd wel een zwijgrecht toegekend aan journalisten en redactiemedewerkers. Het betreft hier enkel een recht van de betrokkene om zich op het bronnengeheim te beroepen, en dus niet een (strafrechtelijk gesanctioneerde) verplichting om zich aan een geheimhouding te houden.
Het preadvies omvat eveneens een bespreking van de regeling die geldt wanneer onderzoeksdaden worden gesteld bij een houder van het beroepsgeheim.
Een laatste hoofdstuk heeft betrekking op de vraag of onrechtmatig achterhaalde geheimen uit het strafdossier kunnen en/of moeten worden geweerd. De bewijsuitsluitingsregel is de laatste jaren in België immers aan grondige evolutie onderhevig.